Betekenis van:
gestoord

gestoord
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van personen) geen normale functionering van de geest hebbend
"De ernstig gestoorde dader kreeg een tbs-straf opgelegd."
gestoord
Bijvoeglijk naamwoord
  • zodanig gestoord in zijn geestelijke vermogens, dat men niet in staat is zichzelf te leiden of de rechten van anderen te eerbiedigen
"geestelijk gestoord zijn"
"ergens gestoord van worden"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze is gestoord.
  2. Ik wil niet gestoord worden.
  3. Ik zag jullie werken en heb jullie niet gestoord.
  4. De vorige persoon aan wie ik mijn idee vertelde, dacht dat ik gestoord was.
  5. Gestoord bedrijf
  6. Gestoord bedrijf (punt 4.2.3.6)
  7. Treinexploitatie, inclusief gestoord bedrijf
  8. § 4.2.3.6 (Gestoord bedrijf)
  9. en de hieronder beschreven ernstigste omstandigheden van gestoord bedrijf:
  10. voorzieningen ter beveiliging van treinreizigers bij gestoord bedrijf.
  11. o zich daadwerkelijk verstaanbaar te maken in omstandigheden van normaal en gestoord bedrijf alsmede in noodsituaties;
  12. Werking van rollend materieel bij gestoord bedrijf, punt 4.2.2 van TSI „Besturing en seingeving”, versie 2006.
  13. Deze informatie moet van toepassing zijn op zowel normaal als gestoord bedrijf.
  14. Ten einde te waarborgen dat treindetectiesystemen niet door tractiestroom worden gestoord.
  15. De bedrijfsvoorschriften voor gestoord bedrijf vallen onder het veiligheidsbeheersysteem van de spoorwegonderneming (zie deel 4.2.1a).