Betekenis van:
gevaar
gevaar (het ~ | meervoud gevaren)
Zelfstandig naamwoord
- kans op problemen; onheilspellende sfeer; gevaar
"gevaar/gevaren trotseren"
"gevaar voor [brand]"
Synoniemen
Hyperoniemen
gevaar
Zelfstandig naamwoord
- (groot) risico.
"Het leven is vol gevaren."
gevaar
Zelfstandig naamwoord
- valkuil, risico
"Het gevaar is dat we dan 10km moeten omrijden."
Voorbeeldzinnen
- We zijn buiten gevaar.
- Mijn leven was in gevaar.
- Zijn leven is in gevaar.
- Ze was nu buiten gevaar.
- Ik denk dat zijn leven gevaar loopt.
- Dat zal je in gevaar brengen.
- Wanneer ze in gevaar zijn, vluchten ze.
- Hij is zich van het gevaar bewust.
- Gelukkig zijn ze aan het gevaar ontkomen.
- Ik vrees geen gevaar
- Zeg je dat mijn leven in gevaar is?
- Er schuilt veel gevaar in 's avonds hier rond te lopen.
- Hij heeft het zijn vriend gered op gevaar van zijn eigen leven.
- Hannibal voor de poorten", oftewel "Er is een zeer groot gevaar nabij
- rood gevaar;