Betekenis van:
gevangenis
gevangenis (de ~ | meervoud gevangenissen)
Zelfstandig naamwoord
- plaats voor gevangenen; (informeel) gevangenis; (informeel) gevangenis; gevangenis; ondergrondse ruimte; gevangenis; (informeel) gevangenis; (informeel) gevangenis; inrichting waar men als straf verblijft; gevangenis; (informeel) gevangenis; gevangenis; (informeel) gevangenis
"de gevangenis ingaan"
"een streng beveiligde/bewaakte gevangenis"
Synoniemen
- bajes
- gevang
- gevangenhuis
- kast
- kerker
- kot
- nor
- petoet
- rijkshotel
- strafgevangenis
- strafinrichting
- cachot
- bak
- pot
- lik
Hyperoniemen
Hyponiemen
gevangenis
Zelfstandig naamwoord
- een gebouw waarin personen gevangen worden gehouden vanwege hun misdaden
"De Nederlandse gevangenissen raken inmiddels overvol."
Voorbeeldzinnen
- Tom is uit de gevangenis.
- Hij belandde in de gevangenis.
- Heeft de gevangenis hen veranderd?
- Tom werd tot vijf maanden gevangenis veroordeeld.
- Twee criminelen ontsnapten uit de gevangenis.
- De misdadiger vluchtte uit de gevangenis.
- Die school ziet eruit als een gevangenis.
- Hij zat in de gevangenis met levenslang.
- De crimineel werd gearresteerd en in de gevangenis gezet.
- De ziel is de gevangenis van het lichaam.
- In een schip zitten is in de gevangenis zitten, met de kans op verdrinken.
- We zullen binnenkort in staat zijn om jou in de gevangenis te plaatsen.
- We zullen binnenkort in staat zijn om jou in de gevangenis te plaatsen.
- Ik denk dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat we uit deze gevangenis zullen kunnen ontsnappen.
- Bouwen van gevangenis