Betekenis van:
geven
geven
Werkwoord
- organiseren
"een feest/partijtje/etentje geven"
"een demonstratie/voorstelling/concert geven"
Hyperoniemen
geven
Werkwoord
- aan iem. doen toekomen zonder tegenprestatie te verlangen
"iemand een cadeau geven"
"iemand je liefde geven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
geven
Werkwoord
- voordeel opleveren; overdragen
"winst geven"
Synoniemen
Hyperoniemen
geven
Werkwoord
- doceren; onderwijzen; onderwijzen; instrueren; onderwijzen
"wiskunde/geschiedenis geven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
geven
Werkwoord
- overdragen van het bezit van iets aan iemand anders
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Koeien geven melk.
- Zij geven niets.
- Hebt u nog iets aan te geven?
- Weinig politici geven hun fouten toe.
- Niemand kon het juiste antwoord geven.
- Ik zal je een goed advies geven.
- Ik zal haar het boek morgen geven.
- We moeten de bloem water geven.
- Ik zal hem het boek morgen geven.
- Ik zal jou dit boek geven.
- Ik wil een plant aan mama geven.
- Heeft u iets aan te geven?
- Kunt u ons een paar voorbeelden geven?
- Hij weigerde hen de informatie te geven.
- Ik ben vandaag bloed wezen geven.