Betekenis van:
geven

geven
Werkwoord
  • organiseren
"een feest/partijtje/etentje geven"
"een demonstratie/voorstelling/concert geven"

Hyperoniemen

geven
Werkwoord
  • aan iem. doen toekomen zonder tegenprestatie te verlangen
"iemand een cadeau geven"
"iemand je liefde geven"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

geven
Werkwoord
  • hinder, narigheid opleveren
"een hoop last geven"
"rompslomp geven"

Hyperoniemen

geven
Werkwoord
  • in iemands handen plaatsen
"iemand een paperclip geven"

Hyperoniemen

Hyponiemen

geven
Werkwoord
  • voordeel opleveren; overdragen
"winst geven"

Synoniemen

Hyperoniemen

geven
Werkwoord
  • doceren; onderwijzen; onderwijzen; instrueren; onderwijzen
"wiskunde/geschiedenis geven"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

geven
Werkwoord
  • overdragen van het bezit van iets aan iemand anders

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Koeien geven melk.
  2. Zij geven niets.
  3. Hebt u nog iets aan te geven?
  4. Weinig politici geven hun fouten toe.
  5. Niemand kon het juiste antwoord geven.
  6. Ik zal je een goed advies geven.
  7. Ik zal haar het boek morgen geven.
  8. We moeten de bloem water geven.
  9. Ik zal hem het boek morgen geven.
  10. Ik zal jou dit boek geven.
  11. Ik wil een plant aan mama geven.
  12. Heeft u iets aan te geven?
  13. Kunt u ons een paar voorbeelden geven?
  14. Hij weigerde hen de informatie te geven.
  15. Ik ben vandaag bloed wezen geven.