Betekenis van:
gezag

gezag (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • algemeen aanvaarde macht
"iemand/een volk aan zijn gezag onderwerpen"
"gezag uitoefenen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

gezag
Zelfstandig naamwoord
  • bevoegdheid om ergens beslissingen over te nemen
"Hij heeft niet voldoende gezag om dat voorstel aan te nemen."
gezag
Zelfstandig naamwoord
  • aanzien.
"Het gezag van een voetbaltrainer is vaak bepalend voor zijn succes."

Voorbeeldzinnen

  1. Noch macht, noch rijkdom, maar slechts het gezag van de wetenschap blijft bestaan
  2. Het tot aanstelling bevoegd gezag
  3. onder het gezag van de regering van
  4. Verlies/schorsing van het ouderlijk gezag
  5. Verantwoordelijkheid en gezag van de kapitein
  6. Op gezag van de regering van …
  7. De adjunct-beheerder handelt onder het gezag van de beheerder.
  8. Athena wordt onder het gezag van het speciaal comité beheerd.
  9. ATHENA wordt onder het gezag van het speciaal comité beheerd.
  10. Handtekening (voor minderjarigen: handtekening persoon die ouderlijk gezag uitoefent/voogd)
  11. Het bevoegde gezag in de zin van dit artikel is:
  12. (voor minderjarigen: handtekening persoon die ouderlijk gezag uitoefent/voogd)
  13. De adjunct-rekenplichtige handelt onder het gezag van de rekenplichtige.
  14. houdende bepaling van het tot aanstelling bevoegde gezag en van het tot het sluiten van overeenkomsten bevoegde gezag voor het secretariaat-generaal van de Raad
  15. Beslissingen worden genomen door het tot aanstelling bevoegde gezag na overleg met de betreffende fractievoorzitter.