Betekenis van:
gezond
gezond
Bijvoeglijk naamwoord
- vrij van ziektes en zeertes
"Hij is nog goed gezond voor zijn leeftijd."
gezond
Bijvoeglijk naamwoord
- bevorderlijk voor een goede conditie
"Lichaamsoefening is gezond voor een mens."
gezond
Bijvoeglijk naamwoord
- in goede conditie; lichamelijk en mentaal in orde
"zo gezond als een vis"
"een gezonde maag hebben"
Synoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik ben gezond.
- Gek zijn is gezond.
- Mijn broer is gezond.
- Is ze gezond?
- Onze baby is gezond geboren.
- Ik wil bovenal gezond zijn.
- Het is gezond om gek te zijn.
- Zijn grootmoeder ziet er gezond uit.
- Deze jongen heeft een sterk, gezond lichaam.
- Toms grootmoeder ziet er gezond uit.
- Ge ziet er zo gezond uit als altijd.
- Mijn oom is niet jong, maar hij is wel gezond.
- Een gezonde geest in een gezond lichaam
- De dokter dachten dat hij dood was, maar vandaag is hij gezond en wel en hij heeft werk en een familie.
- Alle mensen willen gezond zijn, maar vaak doen ze alles dat nadelig is voor hun gezondheid