Betekenis van:
gipsen
gipsen
Bijvoeglijk naamwoord
- van gips
"een gipsen beeld/afdruk"
gips (het ~ | meervoud gipsen)
Zelfstandig naamwoord
- calciumsulfaat dat, met water aangelengd, gebruikt wordt om iets te gieten of te pleisteren
"een gips maken van een (stand)beeld"