Betekenis van:
glazuren
glazuren
Werkwoord
- met een laag glazuur bedekken
"Die schaal moet eerst nog geglazuurd worden."
glazuren
Werkwoord
- met een laag glanzende suiker bedekken
"Deze taart is prachtig geglazuurd."
glazuur (het ~ | meervoud glazuren)
Zelfstandig naamwoord
- buitenste laag op gebak
"een cake met een laagje roze glazuur"
Synoniemen
Hyperoniemen
glazuur (het ~ | meervoud glazuren)
Zelfstandig naamwoord
- glasachtige, glinsterende laag waarmee aardewerk bedekt wordt
"een laagje glazuur aanbrengen/opbrengen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- De totale emissies in de lucht van deeltjes voor het persen, glazuren en sproeidrogen („koude emissies”) mogen niet hoger zijn dan 5 g/m2.