Betekenis van:
goed

goed
Bijvoeglijk naamwoord
  • van karakter; vriendelijk
"de goeden moeten onder de kwaden lijden"
"een goede vent/man/vrouw"

Synoniemen

goed
Bijvoeglijk naamwoord
  • in orde
"een goed woordje voor iemand doen"
"lang goed blijven"
goed
Bijvoeglijk naamwoord
  • kwaliteit bezittend
"Wat een goed stuk om te lezen!"
goed
Bijvoeglijk naamwoord
  • correct; juist; foutloos; correct
"goed zo!"
"het goede antwoord"

Synoniemen

goed (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • dat wat goed is
"ergens goed aan doen"
"goed doen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

goed
Zelfstandig naamwoord
  • iets concreets of abstracts dat men in bezit kan hebben
"Gezondheid is een groot goed."
goed (het ~ | meervoud goederen)
Zelfstandig naamwoord
  • kleding van geweven stoffen; textielstoffen en -voorwerpen
"wit/bont goed"
"het goed te drogen hangen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

goed
Zelfstandig naamwoord
  • grote bezitting op het land

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

goed
Bijwoord
  • op goede wijze
"Goed gedaan!"
goed
Bijwoord
  • in hoge mate
"Het is goed mis in Nederland."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Eind goed, al goed.
  2. Eind goed, al goed.
  3. Goed
  4. Echt goed!
  5. Hij speelt zeer goed.
  6. Dit is goed vlees.
  7. Zwart staat je goed.
  8. Zorg goed voor jezelf.
  9. Loopt je horloge goed?
  10. Groen staat Alice goed.
  11. Luister alstublieft goed.
  12. Is dat wel goed?
  13. Mij gaat het goed.
  14. Hij kan goed vliegeren.
  15. Deze kalkoen smaakt goed.