Betekenis van:
groei
groei (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- (persoonlijke) ontwikkeling
"Deze cursus is goed voor je groei in je nieuwe functie."
Hyperoniemen
Hyponiemen
groei (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- de uitbreiding van niet-organismen
"de (snelle) groei van de inflatie"
Hyperoniemen
Hyponiemen
groei
Zelfstandig naamwoord
- het groter worden
"Zijn groei schokte de wereld."
groei (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- groei; van levende wezens
"tot volle groei komen"
"op de groei (maken/kopen)"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- "Het is prima," lachte Dima. "Ik ben per slot van rekening nog in de groei. Ik groei er wel in."
- groei (%)
- Groei
- Groei
- Groei
- GROEI
- Groei
- langzame groei;
- endofytische groei
- Economische groei
- Duurzame groei
- Duurzame groei
- Verkoopvolume, marktaandeel en groei
- Verkoopvolume, marktaandeel en groei
- Verwachte groei van arbeidsplaatsen