Betekenis van:
groen
groen
Bijvoeglijk naamwoord
- de kleur groen hebbend
"Dat is een groene vlag."
groen
Bijvoeglijk naamwoord
- ecologisch verantwoord
"Hij wil alleen maar groene benzine en groene stroom gebruiken."
groen
Bijvoeglijk naamwoord
- onervaren, nieuw
"Hij is nog een beetje groen, maar dat trekt wel bij."
groen
Bijvoeglijk naamwoord
- niet milieuonvriendelijk; milieuvriendelijk
"groene vingers hebben"
"het groene boekje"
Synoniemen
groen
Bijvoeglijk naamwoord
- niet ervaren; jong
"groene haring"
"zo groen als gras"
Synoniemen
groen (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- groene kleur
"ze was die dag helemaal in het groen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
groen
Zelfstandig naamwoord
- de kleur tussen geel en blauw
"Dit groen lijkt wel erg donker."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Groen is mijn lievelingskleur.
- De bomen zijn groen.
- Groen staat je goed.
- Groen staat Alice goed.
- Groen is mijn lievelingskleur.
- Courgettes zijn groen.
- Groen staat je erg goed.
- Ik heb een groen shirt.
- Ik verfde het hek groen.
- De muren van mijn kamer zijn groen.
- Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
- Puur uit het oogpunt van klimaatverandering, zijn de steden al relatief groen.
- Groen draaivleugelvliegtuig
- Groen afval
- Groen regiovliegtuig