Betekenis van:
haat
haat (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- gevoel van diepe afkeer; gevoelens van haat
"uit haat"
"de haat tussen (die twee groepen)"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
haat
Zelfstandig naamwoord
- een sterk gevoel van vijandschap
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Tom haat de regels.
- Ik haat scheikunde.
- Ik haat vroeg opstaan.
- Tom haat Mary.
- Ik haat politiek
- Ik haat zelfbewuste vrouwen.
- Waarom haat Tom Mary?
- Waarom haat je me?
- Ik haat je!
- Waarheid baart haat.
- Haat me niet!
- Ik haat mijn buren.
- Ik haat je nog steeds.
- Waarheid zaait haat
- Ik haat het als er veel mensen zijn.