Betekenis van:
handicap
handicap
Zelfstandig naamwoord
- een lichamelijke of geestelijke beperking
"Door zijn handicap moest hij zich verplaatsen met een rolstoel."
handicap (de ~ | meervoud handicaps)
Zelfstandig naamwoord
- onvolkomenheid; belemmering in iemands functioneren; iets dat last geeft
"een zware handicap"
"een lichamelijke/verstandelijke handicap"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Teveel stress kan tot een handicap leiden.
- Immateriële regionale handicap
- Middelmatige handicap (wegens fysieke aandoening)
- Aard van de belangrijkste handicap
- Zware handicap (wegens fysieke aandoening)
- Met de handicap samenhangende afwijkingen
- Oorzaak van de handicap (3)
- Geef een beschrijving van de betrokken handicap:
- de rechten van personen met een handicap;
- Is de handicap van het kind
- datum van de aanvang van de handicap:
- Autoritatea Națională pentru Persoanele cu Handicap (Nationale Autoriteit voor personen met een handicap)
- Deze handicap is ontstaan voor de leeftijd van 16
- De marktimperfecties van de stroommarkt op Sardinië zijn een regionale handicap die het tarief wil uitschakelen.
- Vervoersuitkering (Regeringsbesluit nr. 164/1995 (XII 27) betreffende vervoersuitkeringen voor personen met een zware fysieke handicap).