Betekenis van:
harig
harig
Bijvoeglijk naamwoord
- met haar begroeid
"Er kwam een harige borstkas naar voren toen hij zijn shirt uittrok."
harig
Bijvoeglijk naamwoord
- bestaande uit een kluwen van draadvormige elementen, doorgaans haren
"Er kwam een harige bende uit het doucheputje."
Voorbeeldzinnen
- Boliviaans harig gordeldier