Betekenis van:
harken
harken
Werkwoord
- met een hark bijeenbrengen
"Hij moest voor straf alle bladeren harken."
hark (de ~ | meervoud harken)
Zelfstandig naamwoord
- tuingereedschap
"zo stijf als een hark"
"De tuinman effende de omgespitte grond met een hark."
Hyperoniemen
Hyponiemen
hark (de ~ | meervoud harken)
Zelfstandig naamwoord
- stijf, houterig persoon
"een stijve hark"
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Harken
- Houwelen, hakken, harken en schoffels
- Houwelen, pikhouwelen, hakken, harken en strandharken
- Houwelen, hakken, harken en schoffels 8201.30
- Spaden, schoppen, houwelen, hakken, gaffels, rieken, vorken, harken en schoffels; bijlen, houthiepen, kloofmessen en dergelijk gereedschap om te hakken of te kloven; snoeischaren en wildscharen; zeisen, sikkels, stro- en hooimessen, heggenscharen, wiggen en ander handgereedschap voor de land-, tuin- of bosbouw