Betekenis van:
heilig

heilig
Bijvoeglijk naamwoord
  • van personen: gecanoniseerd
"de heilige Maagd"
"iemand heilig verklaren"
heilig
Bijvoeglijk naamwoord
  • fig.: onaantastbaar; niet schendbaar
"een heilig huisje"
"de rommel bij jou is heilig vergeleken bij de bende van de buren"

Synoniemen

heilig
Bijvoeglijk naamwoord
  • aan God of aan de goden gewijd, alleen voor de godsdienst bestemd
"de heilige kerk"
"de Heilige Stad"

Synoniemen

heilig
Bijvoeglijk naamwoord
  • door wijding aan het goddelijke bijzonder gemaakt

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Even belangwekkend is dat in de bebouwde kom op de gevels van enkele gebouwen basreliëfs uit de 19e eeuw te zien zijn met daarop de heilige Antonius, een kluizenaar die op de grens van de derde en vierde eeuw leefde, en aan wie sinds de elfde eeuw de roem kleeft van genezer van „het heilig vuur” of van het „vuur van de heilige Antonius”, een populaire benaming van herpes zoster (gordelroos).