Betekenis van:
hengel
hengel
Zelfstandig naamwoord
- stok of buis waarmee een visdraad kan worden geworpen en boven het wateropervlak kan gehouden worden
hengel
Zelfstandig naamwoord
- stok of buis waarmee een microfoon op de optimale plaats kan gehouden worden
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- BB Hengel
- RR Hengel/reel
- Hengel en vislijn (vaartuigen die met de hengel vissen)
- Tonijnvisserij met de hengel (vaartuigen)
- Hengel en vislijn (vaartuigen die met de hengel vissen)
- Hengel en vislijn (vaartuigen die met de hengel vissen)
- vaartuigen voor de visserij met de hengel:
- vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:
- visserij met de hengel en met de drijvende beug:
- 20 % van zijn actieve met de hengel vissende vaartuigen;
- Een voorbeeld is het aas dat gebruikt wordt voor de tonijnvisserij met de hengel.
- in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan wordt gevangen door met de hengel vissende vaartuigen en sleepvaartuigen;
- of op alle door vaartuigen die met de hengel vissen aangevoerde blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan een correct staartmerk is aangebracht.
- in de Middellandse Zee wordt gevangen in het kader van de ambachtelijke kustvisserij op verse vis door vaartuigen die met de hengel, de beug en de handlijn vissen.
- Lidstaten waarvan de sleepvaartuigen en de met de hengel, de beug en de handlijn vissende vaartuigen op blauwvintonijn mogen vissen, stellen de volgende eisen inzake het staartmerk vast: