Betekenis van:
herder
herder (de ~ | meervoud herders)
Zelfstandig naamwoord
- hoeder v.e. kudde; vrouwelijke herder
"de Goede Herder"
"de herder telde zijn schaapjes"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
herder
Zelfstandig naamwoord
- begeleider en bewaker, meestal van een kudde schapen of ander vee
herder
Zelfstandig naamwoord
- een hondenras
Voorbeeldzinnen
- Een goede herder scheert zijn schapen, maar trekt hen niet het vel over de oren.