Betekenis van:
hertog
hertog (de ~ | meervoud hertogen)
Zelfstandig naamwoord
- (iemand met een) adellijke titel; (vrouw met een) adellijke titel
"de hertog van [Alva/York/Gelder]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
hertog
Zelfstandig naamwoord
- geschiedkundige term voor een landsheer, oorspronkelijk van een hoger hiërarchisch niveau dan de graaf, de heerser in een hertogdom
Voorbeeldzinnen
- De hertog bezit veel land.
- de heer Cor LAMERS, burgemeester van Houten, ter vervanging van de heer Fons HERTOG,
- Er zijn twee zetels vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Fons HERTOG en door het aftreden van de heer Pieter VAN WOENSEL.