Betekenis van:
hetzelfde

Voorbeeldzinnen

1. Ik zal het hetzelfde doen.
2. We zitten in hetzelfde schuitje.
3. Tom vroeg zich hetzelfde af.
4. Zitten we in hetzelfde hotel?
5. Altijd hetzelfde
6. precies hetzelfde
7. Tom zou hetzelfde als ik moeten doen.
8. Jane droeg hetzelfde lint als haar moeder.
9. We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
10. Kijk naar hem en doe hetzelfde.
11. Ik heb hetzelfde probleem als gij.
12. De tweeling ziet er precies hetzelfde uit.
13. Maandagen zullen nooit meer hetzelfde zijn.
14. Dit is hetzelfde woordenboek als ik heb.
15. Niet willen is hetzelfde als hebben.