Betekenis van:
hijs

hijs
Zelfstandig naamwoord
  • het hijsen
hijs
Zelfstandig naamwoord
  • hijswerktuig.
hijs
Zelfstandig naamwoord
  • de hoeveelheid die men in één keer op kan hijsen
hijs
Zelfstandig naamwoord
  • klap.
hijs
Zelfstandig naamwoord
  • zijde van een zeil waar dit gehesen wordt, voorlijk
hijs
Zelfstandig naamwoord
  • stokzijde van een vlag
hijs
Zelfstandig naamwoord
  • het kort zuigen aan een sigaret; trek aan een sigaar, pijp of sigaret

Synoniemen

Hyperoniemen

hijs
Zelfstandig naamwoord
  • harde klap; harde klap; harde klap; harde klap; harde klap; klap; opdonder; harde klap of stoot; harde klap of trap; flinke klap; hard schot; harde klap

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. hijs-, hef- en transportwerktuigen
  2. Hijs- en hefmachines
  3. hijs- en hefgereedschappen;
  4. Hijs- en hefgereedschappen
  5. Hijs-, hef- en transportwerktuigen en delen daarvan
  6. Hijs- en hefgereedschap en de componenten ervan
  7. Vervaardiging van hijs-, hef- en transportwerktuigen
  8. „kettingen, kabels en banden”: kettingen, kabels en banden die zijn ontworpen en geproduceerd voor hijs- en hefdoeleinden als onderdeel van hijs- of hefmachines of van hijs- of hefgereedschap;
  9. hijs- en hefwerktuigen die in vervoermiddelen zijn ingebouwd,
  10. met fysieke kracht bediende machines en hijs- of hefgereedschappen: 1,5;
  11. Delen van lieren en andere hijs-, hef- of transportuitrusting
  12. Hijs- en hefgereedschappen moeten de volgende informatie dragen:
  13. hijs- en hefwerktuigen van waaruit werkzaamheden verricht kunnen worden,
  14. Installatie van hef-, hijs- en transportwerktuigen (excl. liften en roltrappen)
  15. hijs- en hefwerktuigen met een maximumsnelheid van 0,15 m/s,