Betekenis van:
hobby

hobby (de ~ | meervoud hobby's, hobbies)
Zelfstandig naamwoord
  • liefhebberij; hobby
"een dure hobby"
"een leuke hobby"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

hobby
Zelfstandig naamwoord
  • een liefhebberij of bezigheid ter ontspanning voor in de vrije tijd
"Mijn hobby is het maken van websites en computerprogramma's."

Voorbeeldzinnen

  1. Heb je een hobby?
  2. Programmeertalen zijn zijn hobby.
  3. Mijn hobby is koken.
  4. Mijn hobby is gitaar spelen.
  5. Mijn hobby is muziek beluisteren.
  6. Mijn hobby is stripboeken lezen.
  7. Mijn hobby is muziek beluisteren.
  8. Mijn hobby is modelvliegtuigjes bouwen.
  9. Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.
  10. Mijn vader heeft als hobby het kweken van rozen.
  11. Tijdens een aviaire-influenza-epidemie is er altijd een aanzienlijk risico dat hobby- en gezelschapsvogels worden verstopt en een infectierisico blijven inhouden.
  12. Bovendien stelt de EFSA dat er tijdens een aviaire-influenza-epidemie altijd een aanzienlijk risico is dat hobby- en gezelschapsvogels worden verstopt en een infectierisico blijven inhouden.