Betekenis van:
hoes
hoes (de ~ | meervoud hoezen)
Zelfstandig naamwoord
- overtrek; stoffen hoes
"een leren hoes"
"het hoesje van een cd"
Synoniemen
Hyperoniemen
hoes
Zelfstandig naamwoord
- een bescherming die om een -meest vlak- voorwerp wordt aangebracht
"Op de hoes van deze plaat stond de zanger afgebeeld."
Voorbeeldzinnen
- Hoes
- Hoes
- Hoes (enveloppe)
- Hoes (cover)
- Hoes (cover)
- Hoes (enveloppe)
- Hoes SL
- Hoes, van staal SV
- Hoes, van staal
- Hoes (enveloppe) EN
- Hoes, van staal
- ter vervanging van de heer Onno HOES,
- als lid: de heer Onno HOES
- De vulling mag niet blijvend vervormen waardoor de hoes los komt te zitten.
- Twee zetels van lid zijn vrijgekomen als gevolg van het aftreden van de heren JANSEN en HOES.