Betekenis van:
hof
hof (het ~ | meervoud hoven)
Zelfstandig naamwoord
- huishouding v.e. vorst; hofhouding
"aan het hof"
"iemand het hof maken"
Synoniemen
Hyperoniemen
hof (het ~ | meervoud hoven)
Zelfstandig naamwoord
- hoogste rechterlijke instantie in verschillende landen, o.a. de VS
"het hof van beroep"
"het Constitutionele Hof"
Synoniemen
Hyperoniemen
hof (het ~ | meervoud hoven)
Zelfstandig naamwoord
- de hele omgeving te midden waarvan een vorst leeft
Hyperoniemen
hof
Zelfstandig naamwoord
- de uitgebreide huishouding van een vorstelijke, bijvoorbeeld koninklijke familie
hof
Zelfstandig naamwoord
- een instelling waar recht gesproken wordt
hof
Zelfstandig naamwoord
- een stuk bebouwd land of tuin
Voorbeeldzinnen
- HET HOF
- HET HOF,
- Stad Hof
- Конституционен съд (Grondwettelijk Hof)
- HET HOF VAN JUSTITIE,
- Curtea Constituțională (Grondwettelijk Hof)
- LE-GO — Hof (Duitsland).
- Hof van Justitie
- De president van het Hof
- Beroep bij het Hof van Justitie
- Eerste vice-voorzitter van het Economisch Hof
- Beroep bij het Hof van Justitie
- Voorzien in passende financiering van het Hof.
- AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF VAN JUSTITIE
- DE PRESIDENT VAN HET HOF VAN JUSTITIE,