Betekenis van:
hom

hom (de ~ | meervoud hommen)
Zelfstandig naamwoord
  • klier bij mannetjesvissen
"gebakken hom"

Hyperoniemen

hom (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vissenzaad
"met hom en kuit"
"hom of kuit geven"

Hyperoniemen

hom
Zelfstandig naamwoord
  • teelvocht van de mannetjes der benige vissen

Voorbeeldzinnen

  1. HOM
  2. levers, hom en kuit
  3. Hom en kuit
  4. Eieren/hom en kuit
  5. Vissenlevers, hom en kuit, bevroren
  6. Visfilets, vissenlevers, hom en kuit
  7. Vissenlevers, hom en kuit, vers of gekoeld
  8. CPA 10.20.16: Vislevers, hom en kuit, bevroren
  9. andere vis, met uitzondering van levers, hom en kuit
  10. zalmachtigen (Salmonidae), met uitzondering van levers, hom en kuit
  11. andere zalmachtigen (Salmonidae), met uitzondering van levers, hom en kuit
  12. La vallée de l'Iton au lieu-dit le Hom
  13. vislevers, hom en kuit, gedroogd, gerookt, gezouten of gepekeld
  14. CPA 10.20.12: Vislevers, hom en kuit, vers of gekoeld
  15. kuit en hom, bestemd voor de vervaardiging van desoxyribonucleïnezuur of protaminesulfaat [11]