Betekenis van:
hoogleraar
hoogleraar (de ~ | meervoud hoogleraren, hoogleraars)
Zelfstandig naamwoord
- professor; (iemand met de functie van) hoogleraar; beroepssporter
"een hoogleraar in [de fysische geografie]"
"een Leidse/Leuvense/Utrechtse hoogleraar"
Synoniemen
Hyperoniemen
hoogleraar
Zelfstandig naamwoord
- iemand met titel professor die aan een hogeschool of universiteit een leerstoel in een bepaald vak bekleedt en die het onderzoek en onderwijs in dit vak leidt
"Precies 150 jaar geleden sprak Robert Fruin hier zijn oratie uit als eerste hoogleraar Vaderlandse Geschiedenis in Leiden en daarmee tegelijk als eerste hoogleraar geschiedenis in Nederland. "
Voorbeeldzinnen
- Het doel is onderzoekers te ondersteunen om een leidende, onafhankelijke positie (bijvoorbeeld als hoofdonderzoeker, hoogleraar of een andere seniorfunctie in de onderwijs- of de bedrijfswereld) te bereiken en/of te versterken.
- De Autoriteit vroeg de assistentie van een onafhankelijke deskundige, de heer Erlend Kvaal, geassocieerd hoogleraar aan de Noorse school voor management te Oslo, om na te gaan of de verkoop van de aandelen van de staat in Sementsverksmiðjan hf. had plaatsgevonden overeenkomstig het beginsel van de investeerder in een markteconomie.