Betekenis van:
hoop
hoop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- wens dat er iets gunstigs gebeurt
"hoop krijgen"
"de hoop verliezen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
hoop (de ~ | meervoud hopen)
Zelfstandig naamwoord
- zijn voorkeur bepalen voor (een of meer uit een aantal personen of zaken)
"een hoop [werk/geld]"
"ik heb nog een hoop te doen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
hoop
Zelfstandig naamwoord
- stapel
"Op de grote hoop gooien."
hoop
Zelfstandig naamwoord
- een grote hoeveelheid
"Een hoop lawaai."
hoop
Zelfstandig naamwoord
- een verwachting van iets wenselijks
"Hoop doet leven."
hoop
Zelfstandig naamwoord
- iemand op je altijd kunt rekenen; iem. op wie men vertrouwen kan; iets dat bescherming biedt
"hoop in bange dagen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik hoop van niet.
- Hij verliest nooit de hoop.
- Zolang ik adem, hoop ik.
- Ik hoop dat John komt.
- Goede hoop
- Kinderen hebben een hoop slaap nodig.
- Je hebt een hoop juwelen gekocht.
- Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.
- Ik hoop dat het u zal bevallen.
- Ik moet morgen een hoop werk doen.
- Ik hoop je snel te zien.
- Er is nog een hoop water over.
- Ik hoop dat ons team wint.
- Zolang er leven is, is er hoop.
- Zolang er leven is, is er hoop.