Betekenis van:
hopeloos

hopeloos
Bijvoeglijk naamwoord
  • uitzichtloos; zonder perspectief
"een hopeloos geval"
"een hopeloze zaak/liefde/situatie"

Synoniemen

Hyperoniemen

hopeloos
Bijvoeglijk naamwoord
  • waaraan hoop op succes ontbreekt
"Dat bleek een hopeloze zaak te zijn."

Voorbeeldzinnen

  1. Hij is een hopeloos geval.
  2. De deskundige van de Commissie maakt met name melding van een studie van „Mercer Management Consulting”: Mercer on Travel and Transport, Volume X, Number 1, Fall 2003/Winter 2004, waarin staat dat de concurrentiepositie van het goederenvervoer per spoor onder druk staat maar niet hopeloos is.