Betekenis van:
hotelhouder

hotelhouder
Zelfstandig naamwoord
  • de eigenaar van een hotel
"De hotelhouder was overspannen en verkocht zijn hotel."
hotelhouder (de ~ | meervoud hotelhouders)
Zelfstandig naamwoord
  • eigenaar v.e. hotel; eigenaar v.e. hotel

Synoniemen

Hyperoniemen