Betekenis van:
houden
houden
Werkwoord
- in de genoemde stand laten blijven
"de wijzer op stand zes houden"
Hyperoniemen
houden
Werkwoord
- afspreken
"het erop houden dat ..."
"goed, daar houden we het op"
Hyperoniemen
houden
Werkwoord
- in de genoemde toestand laten blijven
"de deur gesloten houden"
"houden zo!"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
houden
Werkwoord
- de zorg hebben over
"twee schildpadden en een hond houden"
"verboden huisdieren te houden"
Hyperoniemen
Hyponiemen
houden
Werkwoord
- niet laten varen, het bezit ervan niet verliezen
"Hij hield het huis, maar zij kreeg de kinderen bij de echtscheiding."
houden
Werkwoord
- huisdieren verzorgen
"Piet hield kleurkanaries."
houden
Werkwoord
- ''het ~ met'' een verhouding hebben met iemand
"Hij hield het met zijn dienstmeid."
houden
Werkwoord
- ''~ van'' liefhebben, liefde gevoelen voor iemand
"Hij hield heel veel van haar."
houden
Werkwoord
- ''het ~ op'' concluderen tot iets
"De politie hield het op een inbraak, maar later bleek dit onjuist."
houden
Werkwoord
- houden voor
"iemand voor een idioot houden"
"iemand voor [de dader/de hoogleraar/een bekend schrijver] houden"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
houden
Werkwoord
- in uitvoering hebben; organiseren
"een feestje/congres/vergadering houden"
"grote schoonmaak houden"
Synoniemen
Hyperoniemen
houden
Werkwoord
- in de hand of handen houden
"iemand bij de hand houden"
"een tas niet kunnen houden"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Rechts houden.
- Laten we koffiepauze houden.
- Konijnen houden van wortels.
- Mensen houden van vrijheid.
- Laten we het houden.
- Wij houden van onze kinderen.
- We houden niet van regen.
- Probeer het stil te houden.
- We houden niet van geweld.
- Vrouwen houden van kleurrijke paraplu's.
- Ze houden van dat lied.
- Ze houden niet van mij.
- Wij houden van voetbal spelen.
- We houden niet van geweld.
- We houden niet van regen.