Betekenis van:
huisvrouw

huisvrouw
Zelfstandig naamwoord
  • een vrouw die thuisblijft om het huishouden te doen
"Sinds een week bestaat-ie: de club van slechte huisvrouwen."

Voorbeeldzinnen

  1. is geen huisvrouw
  2. Eventueel school- of beroepsopleiding (aard van de opleiding en verworven diploma’s aangeven); tijdvakken waarin geen betaald werk werd verricht (bv. huisvrouw, werklosheid, ziekte); militaire dienst (land).
  3. De Franse autoriteiten geven twee verklaringen voor die ontwikkeling: enerzijds werd het programmaschema van TF1 uit commerciële overwegingen afgestemd op de „huisvrouw van minder dan vijftig jaar”, het publiek dat de adverteerders het meest interesseert, terwijl de publieke omroepen zich op een breed en gediversifieerd publiek richten; anderzijds voorzien de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de publieke marktpartijen in een beperktere toegang tot reclame-inkomsten dan voor particuliere marktpartijen.