Betekenis van:
in
in
Voorzetsel
- naar binnen
"Zet de borden even in de kast."
in
Voorzetsel
- naar binnen
"Zet de borden even in de kast."
in
Voorzetsel
- de wijze waarop iets beschouwd wordt
"in het kort, in detail, in grote lijnen, in één ruk, in het groot, in het klein, in het algemeen, in het bijzonder."
in
Voorzetsel
- wat betreft
"De vissen verschillen onderling enorm in kleur en formaat."
in
Voorzetsel
- de kleur die iets heeft
"Er zijn opvallende accenten in rood en goud aangebracht."
in
Voorzetsel
- het materiaal waar iets van gemaakt is: van
"Het sculptuur is uitgevoerd in hout en koper."
in
Voorzetsel
- de delen waar iets uit bestaat: uit
"Dit is een stuk in drie bedrijven."
in
Voorzetsel
- het resultaat dat ontstaat: tot
"De spiegel spatte in scherven uiteen."
in
Voorzetsel
- de kleding die men draagt
"Op elke vijftig demonstranten liep er één agent in burger mee."
in
Voorzetsel
- iets dat iets anders bevat: binnen
"Het servies staat in de kast."
in
Voorzetsel
- de kleding die men draagt
"Op elke vijftig demonstranten liep er één agent in burger mee."
in
Voorzetsel
- het resultaat dat ontstaat: tot
"De spiegel spatte in scherven uiteen."
in
Voorzetsel
- de delen waar iets uit bestaat: uit
"Dit is een stuk in drie bedrijven."
in
Voorzetsel
- het materiaal waar iets van gemaakt is: van
"Het sculptuur is uitgevoerd in hout en koper."
in
Voorzetsel
- de kleur die iets heeft
"Er zijn opvallende accenten in rood en goud aangebracht."
in
Voorzetsel
- wat betreft
"De vissen verschillen onderling enorm in kleur en formaat."
in
Voorzetsel
- iets dat iets anders bevat: binnen
"Het servies staat in de kast."
in
Voorzetsel
- de wijze waarop iets beschouwd wordt
"Hij las het boek in één ruk uit."
in
Voorzetsel
- indien iets gebeurt
"in dat geval, in elk geval, in geen geval."
in
Voorzetsel
- indien iets gebeurt
"in dat geval, in elk geval, in geen geval."
in
Voorzetsel
- op enig moment binnen een periode:
in
Voorzetsel
- belangrijk: strikt gesproken moet zo'n achterzetsel grammaticaal worden opgevat als een inBijwoord|bijwoord (1.)
in
Voorzetsel
- ''Hij werd geboren '''''' 1985.''
in
Voorzetsel
- binnen een periode, in minder tijd dan een periode:
in
Voorzetsel
- '''In''' de zomer ''dragen veel mensen een zonnebril.''
in
Voorzetsel
- ''Ze is '''''' drie weken vier kilo afgevallen.''
in
Voorzetsel
- '''In''' het weekend ''zijn we op de camping.''
in
Voorzetsel
- belangrijk: strikt gesproken moet zo'n achterzetsel grammaticaal worden opgevat als een inBijwoord|bijwoord (1.)
in
Voorzetsel
- gedurende een gehele periode, of gewoonlijk tijdens een periode:
in
Voorzetsel
- gedurende, tijdens
in
Voorzetsel
- ''Ze is '''''' drie weken vier kilo afgevallen.''
in
Voorzetsel
- binnen een periode, in minder tijd dan een periode:
in
Voorzetsel
- ''Hij werd geboren '''''' 1985.''
in
Voorzetsel
- op enig moment binnen een periode:
in
Voorzetsel
- '''In''' het weekend ''zijn we op de camping.''
in
Voorzetsel
- '''In''' de zomer ''dragen veel mensen een zonnebril.''
in
Voorzetsel
- gedurende een gehele periode, of gewoonlijk tijdens een periode:
in
Voorzetsel
- gedurende, tijdens
in
Bijwoord
- binnen
"Hij woont er al jaren in."
in
Bijwoord
- binnen
"Hij woont er al jaren in."
in
Bijwoord
- inlopen: ''Hij '''liep''' het huis ''''''.''
in
Bijwoord
- naar binnen
in
Bijwoord
- inlopen: ''Hij '''liep''' het huis ''''''.''
in
Bijwoord
- naar binnen
in
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Hackers breken zonder toestemming in computers in.
- In Europa beginnen de scholen in september.
- Er zit in foutje in deze zin.
- Olifanten leven in Azië en in Afrika.
- Woon je in Sasayama?
- Maciek overleed in december.
- Rust in vrede.
- Welkom in Japan.
- We leven in vrede.
- Hij woont in Osaka.
- Ik geloof in spoken.
- Tom woont in Wales.
- Ik ben in Parijs.
- Ik woon in Tokio.
- Ik woon in Hyogo.