Betekenis van:
infrastructuur
infrastructuur (de ~ | meervoud infrastructuren)
Zelfstandig naamwoord
- geheel aan onroerende voorzieningen
"de overheid werkt aan een plan voor uitbreiding van de infrastructuur"
Synoniemen
Hyperoniemen
infrastructuur
Zelfstandig naamwoord
- het totaal van onroerende voorzieningen zoals (spoor)wegen, vliegvelden, havens, bekabeling, riolering enzovoort
"Projecten die nieuwe infrastructuur aanleggen zijn vaak erg groot en duren lang."
Voorbeeldzinnen
- infrastructuur,
- Infrastructuur
- Infrastructuur
- INFRASTRUCTUUR
- INFRASTRUCTUUR
- Gezondheid — infrastructuur
- Subsysteem „Infrastructuur”
- Offshore infrastructuur
- Luchthaven infrastructuur
- Bestaande infrastructuur
- Infrastructuur interfaces
- Infrastructuur/maatregelen
- Communicatie-infrastructuur
- Subsysteem „Infrastructuur”
- Soort infrastructuur