Betekenis van:
inrichting
inrichting (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- organisatie; wijze waarop iets is georganiseerd
"de inrichting van de staat"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
inrichting (de ~ | meervoud inrichtingen)
Zelfstandig naamwoord
- toestel als deel van een groter werktuig
"elektrische inrichtingen"
Hyperoniemen
inrichting (de ~ | meervoud inrichtingen)
Zelfstandig naamwoord
- het inwendige van een gebouw, huis of vertrek.
"een moderne/ouderwetse inrichting"
Synoniemen
Hyperoniemen
inrichting (de ~ | meervoud inrichtingen)
Zelfstandig naamwoord
- instelling
"een inrichting voor moeilijk opvoedbare kinderen"
"een penitentiaire inrichting"
Hyperoniemen
inrichting
Zelfstandig naamwoord
- instituut voor ontspoorden
"De ontspoorde jongere belandde in een penitentiaire inrichting."
inrichting
Zelfstandig naamwoord
- de wijze waarop iets ingericht is, hoe dingen zijn neergezet in een ruimte, hoe ruimtes zijn verdeeld
"We hebben veel aandacht besteed aan de inrichting van de winkel."
inrichting (de ~ | meervoud inrichtingen)
Zelfstandig naamwoord
- psychiatrisch ziekenhuis
"een open inrichting"
"in een inrichting zitten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Inrichting: …
- Inrichting:
- één inrichting
- „Specifieke inrichting”:
- Nummer inrichting
- Type inrichting: …
- Militaire inrichting
- Type inrichting: ...
- Naam inrichting
- Inrichting Naam
- Inrichting/vaartuig
- Onroerende inrichting
- Inrichting van dienstruimten
- Activiteit van de inrichting
- Naam van de inrichting