Betekenis van:
interval
interval (het ~ | meervoud intervallen)
Zelfstandig naamwoord
- getallen tussen twee grenzen
"een gesloten interval"
"een open interval"
Hyperoniemen
interval
Zelfstandig naamwoord
- de telling van de tonen van een diatonische toonladder
"Het eerste interval van een diatonische toonladder heet prime."
interval
Zelfstandig naamwoord
- de afstand tussen twee verschillende tonen van een diatonische toonladder
"Het interval tussen de twee noten is een kwart."
interval
Zelfstandig naamwoord
- de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn
Voorbeeldzinnen
- Vaccin-interval
- Test interval tijd
- Sinus met interval
- de hoogteligging of het hoogte-interval;
- mean-time-between-failures (gemiddeld storingsvrij interval)
- een interval van datums, weergegeven aan de hand van de begin- en einddatum van het interval,
- Het interval tussen twee opeenvolgende gegevensopslagfasen wordt aangegeven in minuten.
- mean-time-to-failure (gemiddeld interval vóór storing)
- Het interval tussen twee opeenvolgende bepalingen wordt uitgedrukt in seconden.
- Interval tussen laatste vaccinatie en bloedafname na vaccinatie
- met een gesloten kringloop met een gespecificeerd gemiddeld interval vóór storing (MTTF) of gemiddeld storingsvrij interval (MTBF) groter dan 2500 uur;
- de herkomst of geografische ligging, als bepaald door het lengte- en breedte-interval;
- Gedurende dit interval wordt de druk waarbij de klep „openklapt” genoteerd als de „klapdruk”.
- Ligt de terugvinding voor bepaalde congeneren buiten dat interval, dan is vermelding van de terugvinding verplicht.
- Meetonzekerheid gelieve, indien beschikbaar, informatie te verstrekken over de meetonzekerheid (interval in %).