Betekenis van:
inwendig
inwendig
Bijvoeglijk naamwoord
- in de geest bevindend
"Op dat moment was hij inwendig aan het koken."
inwendig
Bijvoeglijk naamwoord
- in het lichaam bevindend
"Hij had last van een inwendige parasiet, die operatief verwijderd diende te worden."
inwendig
Bijvoeglijk naamwoord
- van binnen; eigen aan iets; in het gemoed
"inwendig moest ik erom lachen"
"inwendige kracht"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Verwonding inwendig orgaan
- Blijvend letsel aan inwendig orgaan
- voertuigen voor wegtransport (inwendig, uitwendig en carrosseriebodem)
- Inwendig geluid van locomotieven, motortreinen en stuurrijtuigen
- Verstikking door inslikking en inwendig verstikkingsgevaar
- Inwendig geluid van locomotieven, motortreinen en stuurrijtuigen (fundamentele parameter 4.2.3).
- gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of
- inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding
- methaanaminium, 1-carboxy-N,N,N-trimethyl-, hydroxide, inwendig zout
- Inwendig geluid van locomotieven, motortreinen en stuurrijtuigen (fundamentele parameter 4.2.3)
- gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of
- het moet mogelijk zijn de drukvaten inwendig te controleren;
- CNG-2 metaal, inwendig versterkt door middel van met hars geïmpregneerde doorlopende vezeldraad (cilindrisch gedeelte omwikkeld);
- 1-propaanaminium, N -(carboxymethyl)-N,N-dimethyl-3-[(1-oxo-abrikoos)amino]-, hydroxide, inwendig zout
- 1-propaanaminium, 3-carboxy-2-(1-oxohexadecyloxy)-N,N,N-trimethyl-, hydroxide, inwendig zout