Betekenis van:
inwendig

inwendig
Bijvoeglijk naamwoord
  • in de geest bevindend
"Op dat moment was hij inwendig aan het koken."
inwendig
Bijvoeglijk naamwoord
  • in het lichaam bevindend
"Hij had last van een inwendige parasiet, die operatief verwijderd diende te worden."
inwendig
Bijvoeglijk naamwoord
  • van binnen; eigen aan iets; in het gemoed
"inwendig moest ik erom lachen"
"inwendige kracht"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Verwonding inwendig orgaan
  2. Blijvend letsel aan inwendig orgaan
  3. voertuigen voor wegtransport (inwendig, uitwendig en carrosseriebodem)
  4. Inwendig geluid van locomotieven, motortreinen en stuurrijtuigen
  5. Verstikking door inslikking en inwendig verstikkingsgevaar
  6. Inwendig geluid van locomotieven, motortreinen en stuurrijtuigen (fundamentele parameter 4.2.3).
  7. gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of
  8. inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding
  9. methaanaminium, 1-carboxy-N,N,N-trimethyl-, hydroxide, inwendig zout
  10. Inwendig geluid van locomotieven, motortreinen en stuurrijtuigen (fundamentele parameter 4.2.3)
  11. gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of
  12. het moet mogelijk zijn de drukvaten inwendig te controleren;
  13. CNG-2 metaal, inwendig versterkt door middel van met hars geïmpregneerde doorlopende vezeldraad (cilindrisch gedeelte omwikkeld);
  14. 1-propaanaminium, N -(carboxymethyl)-N,N-dimethyl-3-[(1-oxo-abrikoos)amino]-, hydroxide, inwendig zout
  15. 1-propaanaminium, 3-carboxy-2-(1-oxohexadecyloxy)-N,N,N-trimethyl-, hydroxide, inwendig zout