Betekenis van:
jack
jack (het ~ | meervoud jacks)
Zelfstandig naamwoord
- korte, sportieve jas
"een jack [aantrekken/uittrekken]"
"een jack dragen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
jack
Zelfstandig naamwoord
- soort (sportief) jasje
Voorbeeldzinnen
- Ik heet Jack.
- Jack rijdt niet snel.
- Jack is hier niet.
- Jack is niet hier.
- Misschien spreekt Jack ook Spaans.
- Jack, doe niet zo wild.
- Jack werd uitgelachen door al de jongens.
- Dat is niet de fout van Jack.
- Jack zou zijn zus nooit meer zien.
- Jack ruilde de koe voor de zaden.
- Hoe lang ken je Jack al?
- Dat is niet de fout van Jack.
- Maria zwemt ongeveer net zo snel als Jack.
- Jack vit altijd op anderen. Daarom mijdt iedereen hem.
- De heer Jack McCONNELL