Betekenis van:
jurk
jurk (de ~ | meervoud jurken)
Zelfstandig naamwoord
- japon; jurk
"een gebloemde jurk"
"een blote jurk"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
jurk
Zelfstandig naamwoord
- een kledingstuk voor vrouwen dat van de schouders tot op de benen reikt
"Zij draagt enkel een jurk op speciale aangelegenheden."
Voorbeeldzinnen
- Hiromi draagt een nieuwe jurk.
- Hiromi draagt een nieuwe jurk.
- Mag ik deze jurk passen?
- Mary draagt een plastic jurk.
- Mijn nieuwe jurk is rood.
- Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.
- Kies een jurk die jullie bevalt.
- Ik vind deze blauwe jurk leuk.
- Ze is tevreden met de jurk.
- Bill heeft me een mooie jurk gemaakt.
- Koop de jurk de je wilt.
- Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.
- Mijn moeder kocht vorige zondag een mooie jurk voor me.
- Deze jurk is goedkoper dan die van jou.
- Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.