Betekenis van:
kachel
kachel
Zelfstandig naamwoord
- een apparaat waarin energie wordt omgezet in warmte met de bedoeling een ruimte te verwarmen
"De kachel had de hele nacht aangestaan."
kachel (de ~ | meervoud kachels)
Zelfstandig naamwoord
- toestel gebruikt om te verwarmen; verwarmingstoestel voor binnen
"de kachel brandt"
"achter de kachel blijven"
Synoniemen
Hyperoniemen
kachel
Bijvoeglijk naamwoord
- dronken
"Ik ben kachel."
kachel
Bijvoeglijk naamwoord
- dronken; beschonken; zat; beschonken; dronken; dronken; beschonken
Synoniemen
Voorbeeldzinnen
- Tom verbrandt zowel hout als kolen in zijn kachel.