Betekenis van:
kader
kader
Zelfstandig naamwoord
- rand die om iets (m.n. een afbeelding of schilderij) heen wordt aangebracht
"Die prent behoeft geen kader."
kader
Zelfstandig naamwoord
- situationele context, raamwerk, verband
"In het kader van de bezuinigingen wordt de uitgave met de helft verminderd."
kader
Zelfstandig naamwoord
- ''(meervoud)'' geschoolde medewerkers in een organisatie
"De vakbond heeft meer kaders nodig."
kader (het ~ | meervoud kaders)
Zelfstandig naamwoord
- wijze waarop iets georganiseerd wordt
"binnen het kader (van deze regeling)"
"vanuit het kader (van de sociale wetgeving gezien)"
Synoniemen
Hyperoniemen
kader (het ~ | meervoud kaders)
Zelfstandig naamwoord
- krijtlijnen op een biljarttafel
Hyperoniemen
kader
Zelfstandig naamwoord
- onderofficieren en officieren die beroepshalve hun functie in het leger uitoefenen
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Kader
- KADER
- KADER 10
- Financieel kader
- Materieelrechtelijk kader
- FINANCIEEL KADER
- Algemeen kader
- Wettelijk kader
- Wettelijk kader
- KADER 1
- Juridisch kader
- Algemeen kader
- „KADER 7
- „KADER 3
- KADER 3