Betekenis van:
kakelen
kakelen
Werkwoord
- ''overdrachtelijk'' zinloos en luid praten
"En dat mens kakelde de hele avond over van alles en niets."
kakelen
Werkwoord
- geluiden voortbrengen zoals kippen dat doen
"Toen hij de kippen kwam voeren, kakelden zij opgewonden en pikten hongering naar het voer."
kakelen
Werkwoord
- met of onder elkaar babbelen, gemoedelijk praten
"vrouwen zitten te kakelen"
Synoniemen
- babbelen
- keuvelen
- klessebessen
- kletsmeieren
- kouten
- kwebbelen
- kwekkebekken
- kwetteren
- ratelen
- rellen
- snateren
- snappen
- parlevinken
- tateren
- kleppen
- kwekken
- kletsen