Betekenis van:
kapsel

kapsel (het ~ | meervoud kapsels)
Zelfstandig naamwoord
  • zak- of beursvormig omhulsel
"er vormt zich een kapsel (rond het abces)"

Hyperoniemen

Hyponiemen

kapsel (het ~ | meervoud kapsels)
Zelfstandig naamwoord
  • haardracht; kapsel; vorm v.e. kapsel; kapsel
"een eigentijds kapsel"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kapsel
Zelfstandig naamwoord
  • de manier waarop het haar geknipt is
"Zij was in haar nopjes met haar nieuwe kapsel."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Zijn kapsel is uit de mode.