Betekenis van:
kar
kar (de ~ | meervoud karren)
Zelfstandig naamwoord
- open voertuig op twee wielen
"de kar trekken"
"iemand voor je karretje spannen"
Hyperoniemen
kar
Zelfstandig naamwoord
- auto
"Zo, dat is een mooi karretje dat je gekocht hebt."
kar
Zelfstandig naamwoord
- voertuig (oorspronkelijk met twee wielen)
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Een gemotoriseerde golfkar, voorzien van een buisvormig aluminium frame, op wielen, te gebruiken als zitje wanneer de kar niet in beweging is, en voorzien van een stuurstang.