Betekenis van:
kat
kat
Zelfstandig naamwoord
- tot de katachtigen behorende soort die tam is geworden
kat
Zelfstandig naamwoord
- een grote pluizige windprotectiehoes voor microfoons
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Die kat is bruin.
- Ik heb geen kat.
- Dat is mijn kat.
- De kat bleef miauwen.
- De kat is zwart.
- Ze heeft een kat. Die kat is wit.
- Pak die kat niet op.
- We hebben een witte kat.
- Een kat heeft negen levens.
- De kat is heel lief.
- Ze heeft een witte kat.
- De kat heeft twee oren.
- Hij speelde met zijn kat.
- De kat slaapt op tafel.
- Een kat heeft twee oren.