Betekenis van:
katoen
katoen (de/het ~)
Zelfstandig naamwoord
- uit katoendraden geweven stof
"geef hem van katoen"
Hyperoniemen
katoen
Zelfstandig naamwoord
- een zachte vezel die uit de opperhuid (epidermis) van de zaden van de katoenplant groeit
Voorbeeldzinnen
- Katoen neemt water op.
- Katoen neemt water op.
- Deze bloes is van katoen.
- „Katoen
- katoen
- katoen,
- KATOEN
- Katoen
- 52 Katoen
- katoen 1,01
- van katoen–
- van katoen
- Weefsels van katoen:
- Katoen, elastolefine of melamine
- Naaigarens van katoen, n.o.v.k.