Betekenis van:
kerkkoor
kerkkoor (het ~ | meervoud kerkkoren)
Zelfstandig naamwoord
- gedeelte in de kerk met het altaar; zangers in een kerk
"het [hervormde] kerkkoor"
Synoniemen
Hyperoniemen
kerkkoor (het ~ | meervoud kerkkoren)
Zelfstandig naamwoord
- kerkkoor; deel v.e. kerk