Betekenis van:
kijk

kijk
Zelfstandig naamwoord
  • manier van iets te beschouwen
"Hij heeft een heel andere kijk op deze zaken."
kijk (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • inzicht; verhandeling; visie; manier van kijken; opvatting
"te kijk zitten/lopen"
"een eigen kijk"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kijk uit!
  2. Kijk eens naar dit.
  3. Ik kijk tv.
  4. Kijk niet terug.
  5. Ik kijk geen TV.
  6. Kijk naar hem.
  7. Kijk me aan.
  8. Waarnaar kijk je?
  9. Kijk naar dat gebouw.
  10. Kijk naar die grote hond.
  11. Hé, kijk, een driekoppige aap!
  12. Kijk niet zo naar me.
  13. Kijk uit!
  14. Ik kijk uit naar de zomervakantie.
  15. Kijk naar de landkaart op pagina 25.