Betekenis van:
klaar
klaar
Bijvoeglijk naamwoord
- in gereedheid gebracht, gereed
"Is je huiswerk al klaar?"
klaar
Bijvoeglijk naamwoord
- helder, duidelijk
"Dat is klare taal."
klaar
Bijvoeglijk naamwoord
- gemakkelijk te begrijpen
"klare taal"
"klaar als een klontje"
Synoniemen
klaar
Bijvoeglijk naamwoord
- van licht en kleuren; helder
"(iemand) klare wijn schenken"
"met klare stem"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik ben klaar.
- Het ontbijt is klaar.
- Het eten is klaar.
- Het avondeten is klaar.
- Ik ben bijna klaar.
- Het avondeten is klaar.
- Ben je klaar?
- Zijt ge allemaal klaar?
- De auto is klaar.
- Ik ben bijna klaar.
- Is het ontbijt klaar?
- Mijn huiswerk is eindelijk klaar.
- Op je plaats, klaar, af!
- Het avondeten is bijna klaar.
- Wanneer was je ermee klaar?