Betekenis van:
klappen
klappen
Werkwoord
- uiteenspringen, barsten
"de fietsband/ballon klapt"
"in elkaar klappen"
Hyperoniemen
klappen
Werkwoord
- als vertoon van bijval, dank of bewondering de open handen ineenslaan
"Het publiek klapte beleefd, maar meer ook niet."
klappen
Werkwoord
- plotseling een luid geluid voortbrengen
"De omvallende fiets klapte tegen de vloer."
klap (de ~ | meervoud klappen)
Zelfstandig naamwoord
- toegebrachte slag
"een klap krijgen"
"een klap van de molen hebben gekregen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Zij vangen klappen op de heupen op.
- Er zij aan herinnerd dat de schade-indicatoren wezen op een algemene negatieve trend en dat met name de schade-indicatoren betreffende het marktaandeel en de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals de winstgevendheid, het rendement van investeringen en de kasstroom, zware klappen incasseerden.