Betekenis van:
klauw
klauw (de ~ | meervoud klauwen)
Zelfstandig naamwoord
- dierenpoot
"de klauwen van een leeuw"
Hyperoniemen
klauw (de ~ | meervoud klauwen)
Zelfstandig naamwoord
- nagel v.e. dierenpoot
"een klauw krijgen"
"zijn klauwen uit hebben staan"
Hyperoniemen
klauw
Zelfstandig naamwoord
- poot van een roofdier
"Met z'n reusachtige klauwen vermorzelt het beest z'n prooi."
klauw
Zelfstandig naamwoord
- (''grof'') hand
"Blijf met je klauwen van mijn lijf!"
klauw (de ~ | meervoud klauwen)
Zelfstandig naamwoord
- elk van beide lichaamsdelen aan de uiteinden van de armen, geschikt om te grijpen en vast te houden
"met je klauwen ergens afblijven"
"iemand in je klauwen krijgen/hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
klauw
Zelfstandig naamwoord
- schram, met de nagels toegebracht; verwonding door een klauw
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Xenopus laevis (klauw-kikker)